Bolivia: We gaan de hoogte in

19 januari 2012 - Potosí, Bolivia

We staan rustig op en gaan ontbijten op de markt. We eten een kunstig opgebouwd bouwwerk van yoghurt met heel veel vers fruit en kokos. Heerlijk en dat voor maar 70 cent. Sven gaat nog even naar een internetcafe om wat muziek te delen met een medereiziger en ondertussen relaxen wij lekker in het zonnetje bij het hostel. Om half 12 checken we uit en vertrekken met de bus van 12 uur naar Potosi.

We rijden in 3,5 uur door een vrij kaal maar toch mooi landschap naar een hoogte van 4000 meter. We vinden snel onderdak in Hostel San Jose en als we onze spullen in de kamer hebben gedropt gaan we de stad bekijken. We merken wel goed dat we op grote hoogte zijn, het ademen valt wat zwaarder dan normaal. Bij een toeroperator boeken we een toer in de zilvermijnen voor morgenochtend. Dan is het tijd voor een kopje koffie en een spelletje domino.

Als we daarna willen gaan eten gaat Pim terug naar het hostel omdat hij zich niet helemaal fit voelt en toch geen honger heeft. Hebben we allemaal trouwens wel iets last van, dus we eten een klein hapje, gaan terug naar het hostel, luisteren nog naar een sprookje van Cindy en gaan slapen.

De volgende morgen ontbijten we in het hostel en Pim voelt zich nog steeds niet helemaal lekker. Waarschijnlijk last van een combinatie van hoogteziekte en reizigersdiaree, dus hij kruipt zijn bed weer in terwijl wij op weg gaan voor een tour door de zilvermijnen.

Eerst krijgen we beschermende kleding, knalgele broek en jas, laarzen, helm en lamp. Dan met de bus op weg naar een winkeltje waar we uitleg krijgen over het gebruik van cocabladeren, wat legaal is in Bolivia en veel gebruikt wordt. De mijnwerkers hebben dat echt nodig om hun werk vol te kunnen houden. We moeten allemaal een tasje met een fles frisdrank en een zakje cocabladeren kopen om aan de mijnwerkers cadeau te doen.

Dan komen we aan op Cerro Rico, de rijke berg, en gaan we de mijn in. We moeten  vaak gebukt lopen en wat ben ik blij met mijn helm. We lopen tussen de rails van de trolleys en als er een trolley aankomt moeten we op tijd een plekje aan de kant zoeken. Dat is nogal stressvol en spannend.

Het leven van de miners is erbarmelijk. Deze mensen werken voor zichzelf en verdienen alleen als zij voldoende materiaal vinden. Zuiver zilver is er niet meer, het is meestal gemengd met andere metalen. Zij huren zelf hulpjes in en moeten deze ook zelf betalen. Vaak zijn dat familieleden en deze jongens beginnen vaak al in de mijn als zij pas 14 jaar zijn. De hulpjes werken 8 uur per dag, de miners zelf vaak 12 uur of langer. Het werk is extreem zwaar, bij een temperatuur van zo 40 graden scheppen zij trolleys vol met 1 tot 1,5 ton materiaal en dan trekken zij deze trolleys met de hand naar boven de mijn uit.

De miners worden niet oud, ong. 45 tot 50 jaar en zij leven voor een hongerloontje en soms ook zelfs voor niets. Zij komen niet vaak bovengronds. Dit te zien maakt bijzonder veel indruk op ons en weer beseffen wij hoe goed wij het hebben.

Ik heb erg veel last van ademnood, bij de minste inspanning ben ik moe en buiten adem. Maar ach, dat gaat wel weer over. Terug bij het hostel is Pim gelukkig weer opgeknapt en kunnen we om half 7 met de bus naar Uyuni waar we om kwart over 12 midden in de nacht aankomen. Gelukkig staan er diverse mensen die kamers in hostels verhuren en zo komen we in hostel Viele terecht.