Tau tau

5 februari 2013 - Rantepao, Indonesië

Na de lunch gaat de tocht verder. Piter neemt ons mee naar Suaya, naar de rots met de graven van de koninklijke familie. We moeten eerst weer een hellinkie trekken en dan zien we de tau-tau die over de vallei uitkijken.

Tau-tau zijn aangeklede (kleding van de overledene) houten poppen die gemaakt zijn naar het evenbeeld van de overledenen. Zij houden de wacht en hebben verder dezelfde functie als een foto voor ons. Om zich de doden te herinneren.

Om land te sparen hakken de mensen ruimtes in de rots. Daar worden de doden ingelegd, soms wel met 10 in een ruimte. Als er een houten deurtje voor het gat zit kunnen er nog doden bij, is de ruimte vol dan metselen ze de ruimte dicht en dan hakken ze weer een nieuwe ruimte.

Deze manier van begraven is alleen voorbehouden aan de upper-class en de rijken. Het is nl. heel duur om zo begraven te worden en om een tau-tau te laten maken.

Voor de lagere klassen worden de nabestaanden in hun kist in grotten geplaatst. Wij maken een wandeling door de prachtige natuur naar zo'n grot. Er hangen halfvergane kisten boven in de grot en overal liggen schedels en botten die uit de kisten zijn gevallen. Ook hier staan tau-tau, maar dat zijn replica's. Naar ons verteld is zijn de orginele gestolen door americanen en voor veel geld aan musea in Amerika verkocht waar zij nu te bewonderen zijn.

Dan wandelen we weer verder, nu met een schare indonesische kinderen aan de hand, die met ons mee willen lopen. Op naar de baby-tree. Kinderen tot een jaar worden nl. in een boom begraven. Men hakt een gat in een speciale dodenboom, plaatst het lijkje in de boom en hangt een matje voor het gat in de boom. De boom groeit gewoon door en uiteindelijk groeit zo'n lijkje helemaal in. Het is wel een mooie gedachte, door het kindje in de boom te begraven groeit het door, steeds dichter naar de hemel. Doordat de boom het kindje opneemt leeft het kindje voort. In de boom die wij zagen waren zeker 16 kindjes begraven.

Daarna bezoeken we nog een paar traditionele dorpjes met orginele tongkonan-huizen. De prachtige, aparte bouwstijl van deze huizen met hun prachtige versieringen zijn zeker de moeite van het bekijken waard. In Nederland spreken ze van zadeldakhuizen, maar eigenlijk wordt met deze bouwsteil de vorm van de buffelhoorn gevolgt. Alle hoorns van de buffels en de kaken van de varkens die traditioneel geofferd worden bij een begrafenis worden aan de gevel van deze huizen gehangen. Meestal staat er een groot gebouw, het woonhuis, met een aantal kleinere gebouwen ervoor of ernaast. Die kleinere gebouwen zijn de rijstschuren, hier slaan de bewoners hun rijstvoorraad in op. Een gezin van 4 personen eet gemiddeld 34 kilo rijst per maand.

De huizen zijn versierd met mooie schilderingen in de kleuren rood, geel, zwart en wit, die ieder hun eigen betekenis hebben. Er is altijd een beeltenis van een buffel en van een haan op aangebracht. 

Het is leuk om in dit soort dorpjes rond te lopen en vooral om te horen over de Toraja-tradities. Piter is een hele goede gids, hij spreekt redelijk goed engels en geeft ons alle ruimte om de dag in te delen zoals wij willen. Willen we ergens langer blijven? Geen probleem. Willen we ergens eerder weg? Ook geen probleem. Willen we lopen? Met de auto? Andere volgorde? Maakt allemaal niet uit. Bovendien vertelt hij heel veel over wat we zien en meemaken en het is een aardige vent. Top hoor, wij zijn erg blij met hem.

Op de terugweg gaan we nog kijken bij een weeshuis met muziekschool waar weeskinderen leren muziekinstrumenten van bamboe te maken, ze leren bespelen en waar ze traditionele dansen leren te dansen. Ze geven ons een voorstelling en we dansen ook zelf met hun mee. Dit is weer een project dat gesteund wordt door nederlanders. Op elk van onze reizen komen we wel zo'n project tegen, wij nederlanders zitten echt over de hele wereld.